Als katten van de wereld verdwijnen van Genki Kawamura begint met de boodschap dat de verteller niet lang meer te leven heeft. Aan bucketlists doet de dertigjarige Japanner niet. ‘Zoiets is larie’, verkondigt hij. Het nieuws van zijn terminale ziekte – een vierdegraads hersentumor – brengt vanzelfsprekend een hoop verdriet teweeg: ‘Ik was nog maar dertig’. Het laat de man daarnaast anders naar de wereld om heb heen kijken: ‘Oké, ik leefde al langer dan Jimi Hendrix (…) Toch had ik het gevoel dat ik nog dingen te doen had. Dingen die alleen ik voor deze wereld kon doen’. Samenwonend met zijn kat Kool en werkend als postbode, zal het leven van de man spoedig eindigen. Totdat hij op zijn laatste dag oog in oog komt te staan met de duivel. Deze doet hem het faustiaanse voorstel om zijn leven te verlengen met één dag als hij in ruil daarvoor iets van de wereld laat verdwijnen.