Na Lampje keert Annet Schaap in Krekel terug naar het pittoreske havenstadje waar Meneer en Mevrouw Rozenhout een kruidenierswinkeltje runnen, juffrouw Amalia zich over iedereen ontfermt (maar wie ontfermt zich over haar?) en de Witte Kliffen het liefst omzeild worden. Dit laatste geldt niet voor Eliza. Samen met haar enige overgebleven broertje Krekel is zij juist op zoek naar een schipper die bereid is om broer en zus over de woeste zee naar de rotsformatie te brengen. Eliza wil uitzoeken waar haar vijf verdwenen broers naartoe zijn gegaan. Zijn ze echt verdronken op zee, zoals haar stiefmoeder Duifje beweert? Met verse, nog brandende tatoeages van de namen van haar broers op haar bovenbeen en gehuld in jongenskleren spreekt het meisje zichzelf moed in: ‘Ze moet anders praten. Harder en bozer. Niet glimlachen of vriendelijk knikken, gewoon de boel opeisen.’ Maar Eliza’s geld is op, Krekel wordt banger en er is geen schipper te vinden die koers wil zetten naar de Witte Kliffen (en al helemaal niet met een meisje!). Als broer en zus op stelen worden betrapt, keren ze onder toezicht van de plaatselijke sheriff terug naar het Grijze Huis van hun vader en lijkt alle hoop verloren.
De negenjarige Roya, haar ouders en drie oudere broers krijgen na jarenlang in verschillende azc’s te hebben gewoond, een huis toegewezen. Sinds Roya drie jaar is, is de Afghaanse familie op de vlucht. Ze herinnert zich niet veel meer van de reis. Behalve dat het koud was en dat ze geen gewone reizigers waren, maar vluchtelingen die werden gesmokkeld: ‘Want het moest in het geheim’. Het hebben van een eigen huis met alles erop en eraan (‘eigen slaapkamers, een eigen douche, een eigen wc, en zelfs een tuin’) is voor Roya dan ook heel bijzonder. Toch mist er volgens haar iets: ‘Bij een huis hoort een huisdier’. Misjka van Edward van de Vendel en Anoush Elman begint op het moment dat Roya in de dierenwinkel een klein, wit dwergkonijntje uitzoekt dat ze Misjka noemt. Het hele gezin van Roya sluit dit ‘sneeuwbalbolletje’ vervolgens in het hart. Langzaam maar zeker komen er steeds meer herinneringen aan de vlucht uit Afghanistan naar boven.
Voor Annet Schaap lag de lat hoog na het overweldigende succes van haar schrijfdebuut Lampje. Het boek won een Gouden Griffel en diverse andere kinderboekenprijzen, het kreeg een theaterbewerking en werd aan meer dan twintig landen verkocht. In haar tweede boek De meisjes bewerkt Schaap zeven bekende sprookjes. Dit kan vermakelijk zijn natuurlijk, maar ook helemaal verkeerd uitpakken. Een uitdaging is het in ieder geval, want hoe gedateerd sommige sprookjes ook zijn, bepaalde details roepen nu eenmaal herkenning op bij de lezer. Daar kom je als schrijver liever niet aan.
Annet Schaap (1965) is geen onbekende in jeugdboekenland. Zo verzorgde ze de illustraties van honderden kinderboeken. Haar kenmerkende tekenstijl is te vinden in het werk van onder andere Francine Oomen (Hoe overleef ik?), Janneke Schotveld (Superjuffie) en Jacques Vriens. In 2017 debuteerde ze als schrijfster met haar boek Lampje. Het jeugdboek werd zeer succesvol onthaald en won maar liefst drie kinderboekenprijzen. Hoog tijd om Lampje in de schijnwerpers te zetten met een recensie.